1. InleidingIn 1984 is het noordoostelijk deel van de Sint Jan's kerkhof in 's-Hertogenbosch opgegraven door de plaatselijke archeologische dienst. Er zijn drie steekproeven genomen van 12 bij 12 meter, waarin 421 primaire begravingen zijn gevonden (Portegies, M., 1999). Hieruit hebben wij een steekproef van elf skeletten genomen. Voordat deze steekproef uitgewerkt zal worden volgt hieronder een korte geschiedenis over de vindplaats.Deze kerk was vanaf het begin tot 1629 Katholiek. In 1629 neemt Frederik Hendrik de kerk over en verbiedt hij de katholieke godsdienst en de uitoefening daarvan. De Sint Jan is nu Protestants. De Katholieken laten hun ongenoegen merken door zich schuldig te maken aan pesterijen, baldadigheid, en vandalisme (vooral verstoringen van kerkdiensten). De katholieke gewijde grond was namelijk aangetast door de Protestanten (Portegies, M., 1999). In 1794 krijgen de Katholieken het recht op hun godsdienst weer terug en in 1816 is de kerk weer definitief in Katholieke handen. Rond 1850 komt er een Katholieke herleving, waardoor het kerkhof ineens goed verzorgd gaat worden (Portegies, M., 1999). Rijke mensen werden over het algemeen in de kerk zelf begraven. Dit was een uiting van prestige. Alleen mensen van een hoge status konden zich veroorloven in de kerk zelf begraven te worden. Op het kerkhof daarentegen werden de minder gegoeden, de misdadigers, de niet-christenen en de kinderen begraven. Ook de begrafenisplechtigheid zelf werd uitgevoerd naar rijkdom. Hoe rijker men was hoe meer geld ze uit konden trekken voor een mooie begrafenis (Portegies, M., 1999). Het kerkhof werd niet alleen gebruikt om doden te begraven. Het terrein had ook sociale functies, bijvoorbeeld het opvoeren van spelen. Deze sociale functie vervaagt in de loop der tijd. Het wordt steeds meer een rustplaats voor de doden. Na 1760 krijgt het kerkhof ook het uiterlijk van een oord van herdenking, waarbij grafmonumenten en de natuur samengaan. Daarnaast waren er ook economische aspecten. Er waren twee huisjes, een put, een koeienstal en een bakoven van een bakkerij (Portegies, M., 1999). Het kerkhof zelf zag er als volgt uit. Er waren paden en zelfs (verharde) wegen. Langs deze wegen stonden bomen. Hier zijn drie redenen voor, namelijk:
In 1826 komt er een hek om de begraafplaats heen. In 1858 wordt het kerkhof gesloten (Portegies, M., 1999). De begraafplaats zelf dateert van ongeveer 1450 tot 1858. De meeste skeletten komen uit de late achttiende eeuw en uit de eerste helft van de negentiende eeuw (Portegies, M., 1999). Vanaf 1831 tot 1858 waren er 10.900 gestorvenen. De meeste skeletten zullen dus uit deze periode stammen. Dit ook, omdat na 1831 de graven niet meer geruimd mochten worden bij plaatsgebrek zoals hiervoor het geval was (Portegies, M., 1999). De mensen, die begraven zijn in het noordoostelijk deel van de begraafplaats hadden een lage sociale status. Dit bedroeg wel 88,4% van de begravingen. Dit klopt met het beeld van de samenleving toen. In elk geval een derde van de bevolking kreeg bedeling. Daarnaast waren er nog vele ongeschoolde arbeiders, die zeer weinig verdienden, Het noordoostelijk deel lag het verst van het hoofdaltaar. Dit geeft meteen de reden waarom hier zoveel arme mensen lagen. | 2 |
Het soort mensen, naast bedeelden en ongeschoolden arbeiders, dat hier begraven werd zijn: kinderen, geestelijk gestoorden, soldaten, vreemdelingen en ter dood veroordeelden. Zij behoorden tot de laagste sociale klasse (Portegies, M., 1999). Een gedeelte van de mensen, die hier begraven liggen kwamen uit het Groot Ziekengasthuis, waar armen verzorgd werden als ze ziek waren. Ook gewonde en zieke soldaten lagen hier. Als de begraafplaats van het Groot Ziekengasthuis te vol was en ook na de sluiting van dit kerkhof in 1827 werden de doden op de begraafplaats van de Sint Jan ter aarde besteld (Portegies. M., 1999). Er zijn tekenen van lijkschouwing gevonden. Dit werd gedaan bij soldaten, verdronkenen en verongelukten en geestelijk gestoorden. Vooral de laatste groep is belangrijk. Men vindt namelijk doorgezaagde schedels en van geestelijk gestoorden is het bekend dat op hen lijkschouwing werd toegepast en dan vooral op de hersenen. Zo is men er achter gekomen dat deze groep een eigen plaats hadden op de begraafplaats. Zij kwamen uit het krankzinnigengesticht Reinier van Arkel (Portegies, M., 1999). Ook soldaten zijn hier begraven. Vooral tijdens en na de Tiendaagse Veldtocht (1831-1833) zijn er veel soldaten gesneuveld. Pot heeft deze groep waarschijnlijk gevonden, omdat bij zijn gebitsonderzoek van een steekproef van 200 mensen ongeveer 99 mensen stierven tussen de 18 en 25 jaar. Dit is alleen kenmerkend voor soldaten. De gemiddelde leeftijd van volwassenen was 47 jaar (Portegies, M., 1999). Omdat deze mensen zo'n lage sociale positie hadden en zij dus onder erbarmelijke toestanden leefden, zoals het hebben van te eenzijdig en te weinig voedsel bij de armen en het ontbreken van schoon water en goed onderdak bij de soldaten bestond de doodsoorzaak uit:
De vraagstelling van het archeologisch onderzoek was in hoeverre deze populatie de gemiddelde bevolking in 's-Hertogenbosch vertegenwoordigde en vooral wat de sociale positie was van de hier begraven personen (Portegies, M., 1999). Dit verslag bedraagt een steekproef van elf skeletten uit deze populatie. De vraagstelling is of deze steekproef qua samenstelling overeenkomt met het algemene beeld van deze populatie, waarbij vooral de sociale positie bekeken zal worden. | 3 |